Gebruikershulpmiddelen

Site-hulpmiddelen


archief:tk2012:partijprogramma:privacy

Dit is een oude revisie van het document!


1. Privacy van burgers dient gewaarborgd te worden

Persoonlijke integriteit, ook wel de persoonlijke levenssfeer of simpelweg privacy genoemd, is een grond- en mensenrecht. Een burger moet in staat zijn een privéleven te hebben waar de staat, of groepen in de samenleving, de toegang tot en de inzage in ontzegd wordt. De staat en samenleving moeten privacy erkennen als fundamenteel grondrecht. Wanneer zij welbewust inbreuk maken op de privacy van een burger, dragen zij daarover de volledige verantwoordelijkheid. Juist door te respecteren wat mensen voor zichzelf willen houden, durven mensen vrij te zijn. In een vrije samenleving hoef je niet bang te zijn voor wat anderen vinden van wat jij denkt of doet. Het recht op een persoonlijke en dus van het publieke domein afgeschermde levenssfeer is een belangrijke voorwaarde voor het kunnen leven in een vrije samenleving. Niet alles wordt immers door je buurman, je verzekeringsmaatschappij, de overheid of je werkgever als prettig ervaren.

In onze steeds digitaler wordende wereld neemt het belang van de waarborging van privacy verder toe. Enerzijds kunnen steeds meer mensen je digitaal bereiken, anderzijds zijn eenmaal op het internet gepubliceerde gegevens praktisch niet meer te verwijderen.

Nederlanders hebben van oudsher een open houding naar hun medemens. Deze houding komt enerzijds voort uit het gezamenlijk leven in de polders, anderzijds uit de ligging aan een delta en de daaruit voortvloeiende handelsgeest. Deze open houding is in het verleden altijd samengegaan met het respecteren van de persoonlijke- en groepslevenssfeer. Want juist door te eerbiedigen wat mensen voor zichzelf willen houden, durven mensen vrij te zijn. En juist door mensen vrij te laten zijn, kunnen ze handel drijven en samen de dijken verdedigen.

1.1 De overheid dient de privacy bij IT-projecten in woord en daad te garanderen. In de praktijk gebeurt dit onvoldoende. Projecten als het Elektronisch Patiënten Dossier, OV-chipkaart, 'slimme' energiemeters in meterkast, registratie bij kilometerheffing worden kritischer geëvalueerd.

De overheid heeft bij alle voornoemde projecten onvoldoende oog gehad voor de implicaties op het gebied van de privacy van burgers. Gegevensbescherming moet al bij het ontwerp van een systeem meegewogen worden. (Heijden 2000) Het moet voorkomen worden dat de waarborging van privacy afhankelijk is van afspraken en procedures. Die kunnen immers door een overbelaste medewerker vergeten worden of zonder toestemming van de betrokkene gewijzigd worden. Voor lopende projecten zal per project gekeken worden of het technische systeem nu nog aangepast kan worden, of dat het hele project opnieuw moet worden vormgegeven.

1.2 Het schenden van de privacy van burgers wordt onderdeel van het strafrecht.

Als een burger, de overheid, een bedrijf of een andere organisatie op ernstige wijze de privacy van een burger, of een groep burgers schaadt, dan wordt dit in de wetgeving als een misdaad aangemerkt. De burger moet in staat zijn in een civiele procedure een dwangsom af te dwingen als zijn of haar privacy door nalatigheid of intentioneel wordt geschonden. In alle gevallen is de schender van privacy aansprakelijk voor de juridische kosten van de procedure. (Claes, Duff en Gutwirth 2006)

1.3 Biometrische gegevens van personen (vingerafdruk, DNA-gegevens, irisscan, etc.) komen te vallen onder de lichamelijke integriteit. Noodzakelijke opslag van deze gegevens moet decentraal plaatsvinden, streng gecontroleerd en gereguleerd worden. Verspreiding van deze persoonsgegevens zonder toestemming van de persoon blijft verboden.

Steeds meer biometrische gegevens zijn beschikbaar. Ze zijn onderdeel van de identiteit van mensen en zeer privacygevoelig. (Hes et al. 1999) (Zuijdam 2001) Biometrische gegevens kunnen bijvoorbeeld zeer persoonlijke medische gegevens bevatten en ze kunnen worden gebruikt bij identificatie van personen. Als deze gegevens in verkeerde handen terecht komen, lopen mensen bijvoorbeeld het risico vals beschuldigd te worden van een strafbaar feit. Mensen kunnen ook tegen hun wil met (een verhoogd risico op) ziektes geconfronteerd worden en daaraan gekoppeld problemen krijgen met ziektekosten- of financiële verzekeringen. Wanneer justitie biometrische of genetische gegevens tot zijn beschikking heeft, wordt iedereen ten onrechte op voorhand een verdachte. De Piratenpartij wil om deze reden dan ook ook geen vingerafdrukkendatabase of DNA-gegevensopslag van burgers. Noodzakelijke opslag beperkt zich dan tot opslag die met toestemming van de burger plaatsvindt, bijvoorbeeld voor medisch gebruik of beveiliging. Voor burgers die verdacht worden van een misdrijf, is opslag van biometrische gegevens, met toestemming van een rechtercommissaris, mogelijk zolang die verdenking duurt en met daarbij de garantie dat die biometrische gegevens uit alle systemen verwijderd worden als de verdachte wordt vrijgesproken.

1.4 Het briefgeheim, zoals vastgelegd in de grondwet, wordt gerespecteerd. Het aftappen van telefoonen internetverkeer is enkel geoorloofd indien hiertoe een gerechtelijk bevel bestaat.

De Nederlandse overheid heeft in de grondwet het briefgeheim gegarandeerd en mag dit recht alleen in ernstige gevallen, als de veiligheid van burgers en/of de staat in het geding is, schenden. Deze schendingen van de persoonlijke integriteit dienen binnen redelijke termijn bekend te worden gemaakt. Dit gebeurt in de huidige dagelijkse praktijk te weinig. (Buuren en Lubbers 2000) Er moet maximale openheid gegeven worden over alle gebruikte opsporingsmethoden. Ernstige en frivole schendingen van private communicatie, en met name misbruik van die schending, wordt een misdrijf.

1.5 Het versleutelen van gegevens is een burgerrecht. Er mag geen verbod komen op het versleutelen van gegevens of encryptiesoftware. Men kan niet verplicht worden tot het vrijgeven van de encryptiesleutel.

Het recht op het versleutelen van gegevens is onderdeel van het recht op privacy. Iedere computer op het internet die een pakketje ontvangt en doorstuurt kan die pakketjes openen. Gebruik van een versleutelde verzending maakt het verzenden van gegevens relatief veilig.

1.6 Verbod op bewaren van telefoon- en internetverkeersgegevens. Bedrijven mogen telefoon- en internetverkeersgegevens alleen op eigen initiatief opslaan wanneer en voor zo lang dat voor technisch beheer en facturering nodig is. Ze mogen de gegevens uitsluitend voor die doelen gebruiken.

Telefoon- en internetverkeersgegevens zijn privacygevoelige gegevens die niet onnodig bewaard mogen worden. (Nederland, afluisterland 2002) Het standaard registreren van telefoon- en internetverkeersgegevens maakt van elke burger een potentiële verdachte. Alleen op verzoek van de klant mag een registratie - enkel voor gebruik door die klant - worden bijgehouden. Het opslaan van deze gegevens is in strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, artikel 8. Alle wetten, regels en richtlijnen die zulke opslag alsnog zouden verplichten, moeten om die reden ongeldig worden geacht.

1.7 Het recht om zonder identificatiebewijs over straat te gaan. Identificatieplicht is enkel van toepassing op personen die concreet verdacht worden van een strafbaar feit. Zij moeten zich enkel identificeren na toetsing van de verdenking door een rechtercommissaris.

Het recht om anoniem over straat te gaan is van essentieel belang voor een rechtstaat. Het maakt de openbare ruimte, waarin burgers elkaar kunnen ontmoeten, vrij. Wanneer de overheid, zonder een direct tot de persoon herleidbare aanleiding, identificatie mag eisen, komt het recht op vrije vergadering in het geding. (Holvast en Mosshamer 1993) (Böcker 2002) Wanneer iemand verdacht wordt van een strafbaar feit mag de politie om identificatie vragen. De burger is dan niet verplicht zich te identificeren. Wanneer er sprake is van een door de rechter aangewezen tijdelijk risicogebied, mag iemand die zich niet identificeert de toegang tot dat gebied ontzegd worden. Er moet dan ter plekke een juridische toetsing op redelijkheid en billijkheid mogelijk moet zijn.

1.8 Fouilleren in de openbare ruimte is verboden tenzij personen concreet verdacht worden van het plegen van een strafbaar feit of wanneer de rechter, afgaande op een veiligheidsanalyse, een locatie en tijd heeft aangewezen waarop iedereen preventief gefouilleerd moet kunnen worden.

Fouilleren is een aantasting van de menselijke integriteit en privacy, die niet zonder zeer zwaarwegende redenen mag worden toegestaan. (Rhee 2012) Een rechter kan het, op basis van een veiligheidsanalyse, noodzakelijk achten dat er preventief gefouilleerd wordt en daar toestemming voor geven. (Woltering 2004)

1.9 Cameratoezicht in de openbare ruimte mag door overheden alleen gebruikt worden in door de rechter tijdelijk aangewezen risicogebieden. Lukrake uitbreiding van cameratoezicht in de openbare ruimte moet worden gestopt. Cameratoezicht voor objectbeveiliging blijft toegestaan, mits camerabeelden intern blijven en binnen een voor beveiligingsdoeleinden billijke termijn verwijderd worden.

Cameratoezicht kan zinnig zijn, maar moet door de rechter worden gecontroleerd beperkt blijven tot situaties waarin het absoluut noodzakelijk wordt geacht. (Spätjens 2000) In overleg zullen criteria worden opgesteld over de voorwaarden waaronder cameratoezicht voor objectbeveiliging mag worden gebruikt. (Smeets 2004) Videobeelden worden standaard binnen een voor beveiligingsdoeleinden billijke termijn verwijderd. Alleen wanneer de beelden een strafbaar feit bevatten mogen ze in het belang van onderzoek en rechtsgang langer bewaard worden. (Bemmel 2003) Het gebruik van camera's die massaal de migratie van burgers registreren moet zo snel mogelijk stoppen. Standpunten - Privacy van burgers dient gewaarborgd te worden

1.10 Grondige re-evaluatie en strengere richtlijnen aanwijzing overlast-/risicogebieden.

De overheid heeft een beleid waarin zeer ruime overlastgebieden worden aangewezen, vaak zonder goed onderbouwde overwegingen. Gebieden waar ordeverstoringen mogelijk kunnen plaatsvinden, moeten door middel van veel strengere criteria worden aangewezen.

1.11 Privacybeleid van bedrijven, de Staat en overige organisaties wordt aangescherpt en gehandhaafd.

Waakhonden zoals het CBP en de OPTA moeten scherpere tanden krijgen. Sancties mogen in geen geval een ingecalculeerd bedrijfsrisico zijn. Het doelbewust incalculeren van sancties van CBP, OPTA of dergelijke, moet strafbaar worden gesteld.

1.12 Databases met naar een persoon herleidbare gegevens moeten voldoende beveiligd worden en direct afgesloten kunnen worden bij het constateren van een lek.

Een lek in een database met naar een persoon herleidbare gegevens kan ertoe leiden dat deze gegevens in andermans handen komen. Omdat eenmaal gelekte gegevens door het internet tot oneindige openbaarheid leiden, zijn de risico’s van lekken veel groter geworden. En omdat computers deze gegevens onbeperkt aan elkaar kunnen koppelen, zijn de gevolgen ook bij op het eerste gezicht onschadelijke informatie niet te overzien. Wanneer een database bij het constateren van een lek direct afgesloten kan worden, worden de naar een persoon herleidbare gegevens beschermd.

1.13 Sociaal zijn is een recht, en moet niet ten koste gaan van je privacy. Ook niet ten aanzien van de overheid.

Het recht op privacy geldt ook op sociale netwerken. Dit houdt in dat overheidsdiensten geen koppelingen dienen te maken met gegevens op sociale netwerken die daar niet met die intentie geplaatst zijn. (Aalberts en Kreijveld 2011)

Deze pagina maakt deel uit van het partijprogramma. Klik hier om terug te keren naar het complete overzicht.

archief/tk2012/partijprogramma/privacy.1401461265.txt.gz · Laatst gewijzigd: 2016/10/19 07:20 (Externe bewerking)